Vanaf half april is LA5-I Praktijkonderzoek van start gegaan. Vooraf had ik al een voorkeur voor een onderwerp mogen aangeven. Ik koos voor zelfregulatie. Tijdens de eerste bijeenkomst werd heel duidelijk uitgelegd wat de bedoeling was van dit LA. We moesten een KLEIN praktijkonderzoek gaan uitvoeren, zodat we alle stappen van de onderzoekcyclus al eens doorlopen hebben voor volgend jaar het grote onderzoek.
Samen met mijn onderzoeksbegeleider en medestudenten van de onderzoeksgroep zelfregulatie zijn we begonnen met het in beeld krijgen van de onderzoekcyclus. Voor mij was het even opfrissen en kwam alles weer langzaam bovendrijven. Twee jaar geleden heb ik namelijk mijn afstudeeronderzoek voor de Pabo uitgevoerd en vorig jaar heb ik voor de gymopleiding nog een onderzoek gedaan. Ik wist dus hoeveel werk (en tijd) een onderzoek in beslag nam. Mijn grote vraag bleef dan ook steeds: ‘’Wat is klein? Hoe zorg ik er voor dat het een klein onderzoek is, zodat het haalbaar is in de tijd?’’. De onderzoeksbegeleider, Suzanne, kwam daarvoor met de eerste handreiking: voorgesorteerde theorie m.b.t. zelfregulatie. In onze onderzoeksgroep hadden we ondertussen bepaald dat het onderzoek zich moest gaan richten op de rol van de leerkracht bij het ontwikkelen van zelfregulatie. Samen gingen we dus op zoek naar geschikte theorie. We hadden afgesproken om de stukken te verdelen en vervolgens een samenvatting ervan te schrijven en die met elkaar te delen, op die manier droeg iedereen zijn/haar steentje bij. Doordat ik mijn visiestuk (LA1) en herontwerp (LA2) ook gericht had op zelfregulatie, had ik al veel bruikbare bronnen tot mijn beschikking en was het zaak om de kern er uit te filteren. Ik ben toen begonnen met het schrijven van mijn probleemanalyse en probleemstelling. Door gebruik te maken van de hulpvragen, kwam ik al snel tot de kern en werd duidelijk waar ik mijn onderzoek op wilde richten: ‘’Dit onderzoek is gericht op de manier waarop leerkrachten vorm geven aan de ontwikkeling van zelfregulatie bij leerlingen. Het beoogt inzicht te krijgen in de verschillende manieren waarop leerkrachten van basisschool X zelfregulatie bij leerlingen bevorderen. Zodat zelfregulatie in een doorgaande lijn in de school ontwikkeld kan worden’’. Ik merkte dat dit al veel soepeler ging dan tijdens LA1, toen ik de aanleiding en context moest beschrijven. Vervolgens heb ik de kernbegrippen uit mijn probleemanalyse en probleemstelling uitgewerkt in het theoretisch kader. Het theoretisch kader stond snel op papier. Ik had namelijk al veel bronnen verzameld over zelfregulatie de afgelopen tijd. Aan het einde van het theoretisch kader was het tijd voor het formuleren van de hoofd- en deelvragen. Hier heb ik een tijdje mee zitten worstelen. Om goede vragen te formuleren moeten ze aan een heel aantal eisen voldoen. Ik kwam er ook niet helemaal goed uit, waardoor ik mijn vraag mee had genomen naar de bijeenkomst. Hier gingen we vervolgens gezamenlijke hoofd- en deelvragen bedenken, erg handig! Ik vond het fijn dat ik er zelf alvast aan begonnen was, zodat ik volgend jaar niet voor verassingen kom te staan. Volgend jaar zou ik hierbij de hulp van mijn onderzoeksbegeleider inschakelen, om er voor te zorgen dat de onderzoeksvragen goed geformuleerd worden. Nadat de hoofd- en deelvragen waren bepaald, kon het onderzoeken echt beginnen. Als groep zijn we toen op zoek gegaan naar bestaande vragenlijst, die aansloot bij onze hoofd- en deelvragen. Uiteindelijk hebben we onze vragen hier iets op bijgesteld. Voor volgend jaar is dit niet de bedoeling, maar gezien het korte tijdsbestek moesten we nu kiezen voor een bestaand instrument. De vragenlijst kwam uit het document Zelfsturing meetbaar maken (Harms, 2010). Ik heb de vragenlijst digitaal gemaakt, zodat collega’s de vragenlijst konden invullen wanneer het hun uitkwam en zodat voor mij direct de resultaten zichtbaar werden via Google Forms. Een erg handige tool, die ik volgend jaar weer zou gebruiken wanneer ik gebruik maak van een vragenlijst. Toen ik de resultaten van de leerkrachten had verkregen, kwam ik er achter dat alleen het bevragen van collega’s een onderzoek niet voldoende betrouwbaar maakt. Daarom koos ik er voor om dezelfde vragenlijst ook bij leerlingen af te nemen. Vooraf had ik dit niet bepaald, omdat ik dacht dat dit te tijdrovend zou zijn. Maar uiteindelijk wilde ik ook een betrouwbaar en valide onderzoek neerzetten. De vragenlijst voor leerlingen heb ik ook digitaal afgenomen, maar daarbij heb ik de vragen mondeling toegelicht. Ik merkte dat het voor de leerlingen van groep 3 erg moeilijk was om antwoord te geven op de vragen. Hierdoor moest ik voorbeelden geven bij vragen, wat de uitslag iets minder betrouwbaar maakt. De volgende keer zou ik kiezen voor leerlingen vanaf groep 4, of de vragenlijsten beter aanpassen op het niveau van de leerlingen. Toen ook deze resultaten verkregen waren, werd ik nieuwsgierig naar de verklaring voor de verschillen tussen de antwoorden van leerkrachten en leerlingen. Daarvoor heb ik een semigestructureerd interview afgenomen met een pleincoördinator. De volgende keer zou ik kiezen om alle (4) pleincoördinatoren te interviewen, zodat dit een representatief beeld geeft van de hele school. Helaas is dit nu niet gelukt wegens tijdgebrek. Doordat ik gekozen had voor deze drie instrumenten, was het ook zaak om dit te beschrijven bij de onderzoeksopzet. Dit deel van het onderzoek had ik onderschat. Ik vond het moeilijk om te bepalen wat je hier nu wel neerzet, wat niet en hoe formuleer je dit het beste. Bijvoorbeeld: welke labels kies je, beschrijf je de onderwijservaring van de respondenten en beschrijf je ook hoelang ze werkzaam zijn op deze school? Allemaal vragen waarin ik keuzes heb gemaakt en waar ik de volgende keer feedback op zou vragen van mijn onderzoeksbegeleider. Vervolgens was het tijd voor het uitwerken van de resultaten. Ik kan van mezelf zeggen dat ik redelijk handig ben met de computer, maar tijdens het maken van de grafieken bij de uitslag van de vragenlijsten deed de computer net niet wat ik wilde. Uiteindelijk is het mij gelukt en heb ik overzichtelijke grafieken gemaakt. Bij het uitwerken van het interview kwam ik er achter dat de labels niet helemaal passend waren bij de vragen die ik gesteld had. Dit komt omdat ik de labels pas achteraf bepaald heb, nadat ik het interview had afgenomen. Volgend jaar zou ik eerst de labels bepalen, zodat je de resultaten per label, per deelvraag kunt analyseren. Doordat het afnemen van de vragenlijst bij leerlingen pas later bepaald is, geeft dit niet helemaal een antwoord op de deelvragen en was het lastig om de resultaten per deelvraag te verwerken. Het schrijven van de conclusies vond ik de meest interessante stap van de onderzoekcyclus. Hier kon ik gaan kijken wat de resultaten mij opgeleverd hebben, hoe vertaal ik dit en wat kan ik er in het vervolg mee doen. Erg interessant om de verschillende grafieken en antwoorden met elkaar te vergelijken. Door dit per deelvraag, per instrument te beschrijven is dit overzichtelijk weergegeven. En uiteindelijk gaven de deelvragen antwoord op de hoofdvraag en dan weet je dat de onderzoekcyclus juist doorlopen is. Bij de kritische reflectie op het onderzoeksverslag heb ik een aantal verbetermogelijkheden genoemd voor volgend jaar, zoals leerlingen van 1/2 ook deel laten nemen aan het onderzoek, door de vragenlijsten aan te passen. Tot slot heb ik twee aanbevelingen gedaan, wat volgens mij twee logische vervolgstappen zijn voor basisschool X om zelfregulatie bij leerlingen te ontwikkelen. Deze aanbevelingen neemt de directie ten harte en gaat kijken hoe dit past binnen het jaarplan van volgend schooljaar. De literatuurlijst was voor mij snel gemaakt, doordat ik de afgelopen periode al veel bronnen gebruikt heb en ik APA heb verwerkt. Als laatste zijn de bijlagen aan het onderzoeksverslag toegevoegd om de lezer volledig mee te nemen in het onderzoeksproces. Toen alle stappen van het onderzoek waren doorlopen, ben ik begonnen met de infographic. Ik vond het erg lastig om binnen een beperkt aantal woorden te blijven. Voor een uitgebreid onderzoeksverslag, was het niet realistisch. Doordat je de kern van je onderzoek er uitfiltert, werd wel helder waar het nu daadwerkelijk om ging en dat was erg waardevol. Daarnaast vond ik dat mijn collega’s d.m.v. de infographic het onderzoek moesten kunnen begrijpen. Zodat zij niet het hele onderzoeksverslag hoeven te doorgronden en om er voor te zorgen dat zij een beeld krijgen van het onderzoek. Bij mij op school heerst er namelijk geen onderzoekcultuur. Het was voor mij dan ook een uitdaging om er voor te zorgen dat collega’s de vragenlijsten zouden invullen en kwamen luisteren naar mijn pitch van het onderzoek d.m.v. de infographic. Doordat ik van begin af gaan mijn collega’s heb meegenomen in het proces van het onderzoek, wekte het vooral veel nieuwsgierigheid op. Hierdoor waren ze geïnteresseerd in het onderwerp en naar de resultaten. Tijdens mijn pitch is dan ook een representatieve groep collega’s op komen dagen. Ik denk dat ik daarmee een eerste stap heb gezet in het ontwikkelen van een onderzoekende houding bij collega’s. Ik hoop dit volgend jaar verder uit te kunnen bouwen. Dit geldt ook voor mijn onderzoekende houding, de afgelopen maanden ben ik aan de slag gegaan met mijn leerpunten. Het zoeken naar wetenschappelijke bronnen zou ik graag als ontwikkelpunt mee willen nemen naar volgend jaar. Het was erg leerzaam om de stappen van de onderzoekcyclus te doorlopen, maar niet geheel haalbaar in dit tijdsbestek. Ik ben van mening dat dit ten goede komt aan het onderzoek van volgend jaar, maar je wil een representatief onderzoek afleveren, dus je zet je beste beentje voor om het de halen in de beperkte tijd. Echter was de tijd erg schaars deze periode. Deze laatste weken ga ik het eerste jaar van de MLI afronden en zal ik jullie nog een keer meenemen in de voortgang en ontwikkelingen van het afgelopen jaar, daarover later meer. Nieuwsgierig geworden naar het onderzoeksverslag of de infographic? Neem contact met me op!
0 Comments
Ondertussen zit er al ruim 3/4 deel van het eerste jaar MLI op. Wat gaat het snel en wat heb ik al veel geleerd! Ik merk dat ik steeds meer inzicht krijg in de organisatie op school en dat ik steeds vaker betrokken word bij processen die in gang worden gezet. Bijvoorbeeld bij het formeren van homogene of heterogene groepen voor volgend schooljaar. Naar aanleiding van mijn visiestuk (LA1) heeft de directie om mijn kennis en advies gevraagd.
Maar n.a.v. mijn vorig blogbericht was ik razend enthousiast over ons product van LA2 de Mount Everbest. Ondertussen heb ik te horen gekregen dat ik dit leerarrangement gehaald heb en daar ben ik natuurlijk maar wat trots op! Om dit succes door te pakken ga ik na de meivakantie op mijn school de implementatie verzorgen van de Mount Everbest bij de groepen 5/6 op het gebied van automatiseren. Aan de leerkrachten van deze groepen ga ik nog eens ons product pitchen en ga ik hun helpen bij het implementeren van de Mount Everbest. Ik heb er veel zin in! Dit betekent niet dat we bij de MLI stil zitten: Ondertussen zijn we gestart met LA5-I Praktijkonderzoek. Tijdens dit LA ga ik een mini-onderzoekje uitvoeren op het gebied van zelfregulatie en wat daarbij de rol is van de docent. In 8 weken doorloop ik alle stappen van onderzoek doen, zodat ik al eens kennisgemaakt hebben met de onderzoekscyclus voor het onderzoek van volgend schooljaar LA5-II. Op dit moment ben ik gestart met het zoeken van de juiste literatuur, het schrijven van de probleemanalyse, probleemstelling, theoretisch kader en hoofd- en deelvragen. Dit is nog druk in ontwikkeling, dus na de meivakantie horen jullie meer!
Vervolgens hebben we middels een conceptmap de verschillende concepten aan elkaar gelinkt rondom zelfregulering. Hierdoor werd het doel van ons product dat we moesten gaan ontwerpen steeds duidelijker. Het moest namelijk iets te maken hebben met doel bepalen. Want wanneer het leerdoel voor de leerling inzichtelijk en zichtbaar is, zijn leerlingen doorgaans meer betrokken en gemotiveerd om aan het doel te werken (Ryan & Deci, 2000). Zo wordt zelfregulering bij leerlingen gestimuleerd. En langzaam aan kwam zo ''Mount Everbest'' te voorschijn. Mount Everbest (ME) staat voor een berg (Mount) waarop iedere leerling zijn eigen (ME) doelen kan formuleren. Met het duurzaam ontwikkelen (Ever) van deze vaardigheid, wordt de leerling voorbereid op een steeds veranderende samenleving. Hierdoor hebben leerlingen beter overzicht over hun eigen leerproces (best). Met Mount Everbest leren uw leerlingen zelf doelen formuleren en hun eigen weg te vinden om deze doelen te bereiken. Het product kan worden ingezet om leerdoelen per vakgebied te formuleren, maar is ook vakoverstijgend te gebruiken bij het formuleren van persoonlijke leerdoelen van vaardigheden. Hierbij valt te denken aan 21e eeuwse vaardigheden. Met het gebruik van dit product worden leerlingen betrokken bij hun eigen leerproces. Leerlingen krijgen zo inzicht in hun manier van leren. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan het zelfregulerend leren. Mount Everbest is te gebruiken door leerlingen binnen iedere onderwijssector! Wij (Project Self) zijn ontzettend blij met de positieve reacties die we van experts hebben mogen ontvangen op ons product. De komende weken gaan we gebruiken om het product nog verder te ontwikkelen. Wij zijn enthousiast en willen u graag nog meer vertellen, maar bent u benieuwd wat Mount Everbest voor u kan betekenen? Middels onderstaande pitch leggen we het graag aan u uit en gaat u met ons mee op expeditie! Ryan, R.M. & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78. De afgelopen weken hebben jullie kunnen lezen over mijn ervaringen en belevenissen van bezoeken aan innovatieve scholen. Door een kijkje te nemen op deze scholen, raak je geïnspireerd of juist niet om er mee aan de slag te gaan! Dat is precies wat er vandaag gebeurde binnen onze projectgroep 'Self'. In dit blogbericht neem ik jullie mee in ons ontwerptraject van de afgelopen weken.
Binnen onze projectgroep was al snel duidelijk dat we aan de slag wilden met het onderwerp zelfregulering. Vandaar ook de naam 'Project Self'. Ieder van ons zag kansen en mogelijkheden op het gebied van zelfregulering bij zijn/haar onderwijspraktijk. Ons doel was dan ook om een product te ontwerpen dat voor alle onderwijssectoren toepasbaar is. Maar om er achter te komen waar raakvlakken en overeenkomsten lagen zijn wij gestart met de curriculumanalyses. Hiervoor hebben wij veel documenten en verslagen van onze school gelezen. Via onze scrumtool 'Asana' maakten we goede afspraken en al snel hadden we in grote lijnen onze curriculumanalyses staan. Vervolgens hebben we elkaar op alle curriculumanalyses feedback gegeven en met deze feedback zijn we verder aan de slag gegaan. Samen hebben we afgesproken dat de curriculumanalyse een 'bewegend' document is, dat dus nog voortdurend wordt aangescherpt. Vervolgens zijn we aan de slag gegaan met de voorbereidingen voor de opdracht doel bepalen en hebben we BAK-sessies gevolgd: Flow, Toetsing en ICT en Onderwijs. Dit zijn inspiratiebijeenkomst die we konden volgen om meer over het onderwerp te weten te komen en wellicht mee konden nemen in ons ontwerp. Als projectteam hadden wij er voor gekozen om gezamenlijk deel te nemen aan deze BAK-sessies. Onze bevindingen, ervaringen en opbrengsten hiervan, hebben we gedeeld in onze Projectcampus (alleen toegankelijk voor Fontys MLI). Daarna hebben we ons gestort op het maken van de conceptmap rondom het onderwerp zelfregulering: doel bepalen. Al snel kwamen we erachter dat dit meer tijd ging kosten dan dat we vooraf hadden ingeschat. We zijn hier dan ook een paar bijeenkomsten mee aan de slag gegaan. Echter werd het ook tijd om onze pitch in te gaan plannen, om ons product sterk weg te zetten. Alleen was er nog steeds geen 'productidee'. Maar met goede moed hebben wij onze pitch ingepland op 19 maart om 14.30u. Vertrouwend op onze goede samenwerking maakten we afspraken om ons goed voor te bereiden op de opdracht doel bepalen, zodat we eindelijk konden gaan brainstormen over ons product. In dit blogbericht wil ik jullie ook nog even op de hoogte stellen van de fijne samenwerking binnen 'Project Self'. M.b.v. Asana scrummen we iedere week samen en maken we afspraken voor de week die komen gaat. De scrummasters van onze verschillende sprints hebben geen extra taak, dat komt omdat iedereen zijn afspraken nakomt en Asana overzichtelijk is wie, wat en wanneer af moet hebben. Ook onze productowner, Marleen van den Engel is zeer tevreden over onze samenwerking en aanpak. De definition of done en de sprintreview beschrijven wij in Asana bij de desbetreffende sprint. Ik vind dat we alle vier even hard werken om dit LA positief af te ronden, we leveren allemaal onze bijdrage. We hebben nog wat te doen, maar dit staat allemaal al gepland in Asana. En ja wel, vandaag was het zo ver! Na onze eerste brainstorm, kwamen er al ideeën boven drijven bij eenieder. We besloten om er pen en papier bij te pakken en het gewoon te tekenen. En zo ontstond ons product: Mount Everbest (ME). Samen hadden we goede ideeën om het uit te werken, digitaal te maken en eventueel verder door te ontwikkelen. Wij, 'Project Self', zijn razend enthousiast over ons product en kunnen niet wachten om dit aan de buitenwereld te tonen. Toch hebben we besloten om nog maar even te wachten met de inschrijving bij Kamer van Koophandel;-). Wij houden het daarom nog even voor ons, zodat we deze laatste weken kunnen gebruiken om ons product nog verder door te ontwikkelen/startproof te maken. Wat ik jullie wel alvast kan vertellen is dat het een product is, die gemakkelijk inzetbaar is in iedere klas, voor iedere leerkracht. Zowel digitaal als op papier is het mogelijk. Door de inzet van ons product wordt uw onderwijs meer leerling-gestuurd. De Mount Everbest (ME) is gericht op zelfregulering: doel bepalen. Nieuwsgierig geworden? 19 maart om 14.30u maken wij het mogelijk om via een Skypeverbinding live mee te kijken naar onze pitch. Real life de pitch bijwonen is natuurlijk ook mogelijk. Mocht u interesse of belangstelling hebben, neem even contact met mij op! Wie zien wij op 19 maart? Op maandag 26 februari hebben wij met ‘Project Self’ een bezoek gebracht aan vernieuwingsschool Agora in Roermond. Deze ochtend kregen we een rondleiding, uitleg over het ontstaan en het concept van Agora door Sjef Drummen (directeur). Agora is een innovatieve middelbare school. Leerlingen zitten met alle niveaus door elkaar. Blijven zitten kan eigenlijk niet en leerlingen krijgen geen cijfers of een rapport. Er wordt geen klassikaal les gegeven en er zijn zelf geen schoolvakken. Hoe leren leerlingen hier dan? Leerlingen beginnen vanuit een vertrekpunt en groeien als individu. Hiervoor werken de leerlingen aan challenges die ze zelf mogen kiezen. Zo’n challenge bestaat uit vier fases:
Bij Agora staan vijf werelden centraal: wetenschappelijk, ethisch, kunstzinnig, sociaal en spiritueel. Wanneer een leerling aan een challenge werkt komen al deze werelden voorbij. Zo wordt vanuit verschillende perspectieven naar het onderwerp gekeken. Agora is enorm in opkomst. Vanaf volgend schooljaar openen nog vijf scholen in Nederland met het concept van Agora onderwijs. In Roermond is de school vier jaar geleden gestart met 34 leerlingen, ondertussen verdubbelt het leerlingaantal ieder jaar. Zoals dhr. Drummen zegt: ‘’Je kunt niets in kinderen stoppen, je kunt het er alleen uithalen’’. De gehele ochtend is hij gepassioneerd aan het woord over zijn onderwijsconcept en heeft mooie uitspraken die je aan het denken zetten. Zo zegt hij heel zwart-wit; dat we nog steeds lesgeven zoals het in de 19e eeuw ging. Leraren raken namelijk in paniek wanneer ze geen methode meer hebben. Leerkrachten zouden moeten nagaan wat ze leerlingen zouden leren als er geen methodes waren. Zo blijkt uit onderzoek dat leerlingen op het VO maar 13% van de tijd dat ze op school zitten kunnen leren. Daarom moet de lesstof betekenisvol zijn voor de leerling om gemotiveerd aan het werk te kunnen gaan. Het leerproces is gericht op zelfontplooiing en niet kennisgericht of kwalificerend. ‘’Hoe meer huiswerk, hoe slechter de school’’, volgens Drummen. ‘’Leerlingen moeten geen 40 uur per week met school bezig zijn, dus moet je een model zoeken dat bij deze leeftijd past’’. Op Agora zijn alle lesdagen van 09.00u-14.30u. Er wordt geen les gegeven, maar leerlingen worden begeleid bij hun leerproces. Op Agora doen ze alleen wat goed is voor de ontwikkeling van kinderen, het gaat om vertrouwen. Voor ieder kind is er iedere week een coachingsgesprek van 30 minuten. ''Het is niet relevant wat je leert, maar dat je leert''. Agora maakt gebruik van een voortgangsprogramma ‘’Target Process’’. Een systeem dat ze zelf ontwikkeld hebben om leerdoelen te stellen, ook wel scrummen genaamd, wat wij nu in LA2 ook doen. Dit allemaal is inzichtelijk voor ouders, leerling en coaches. Daarnaast is er iedere zeven weken een community bijeenkomst voor ouders, leerlingen en leerkrachten om te bekijken waar leerlingen mee bezig zijn. Wat mij aanspreekt in deze onderwijsvorm is het ontdekkend leren van de kinderen. De kinderen maken kennis met veel verschillende onderwerpen, activiteiten of producten. Doordat je op Agora de kans en de mogelijkheid krijgt om jezelf te ontplooien heb je naar mijn idee een vele bredere kijk op de wereld. Zo was er een ‘’techniekruimte’’ op deze school, waar leerlingen kunnen werken aan hun challenges. Mijn middelbare school was erg kennisgericht, waardoor ik nooit in zo’n ruimte ben geweest, laat staan dat ik heb kunnen werken met de apparaten. Ik zeg: een kans gemist! Wat mij verwonderde aan deze school was de vormgeving en inrichting van het gebouw. Wanneer je binnenkomt voel je je direct uitgedaagd en geïnspireerd om te gaan leren. Ondanks dat er veel op je af komt, hangt er een rustige sfeer. Wat een prachtig gebouw! Enkele foto’s staan hieronder. Een inspirerend schoolbezoek en directeur die je aan het denken zet over het traditionele onderwijssysteem. Wat wil ik? Waar sta ik voor? En wat is mijn visie op onderwijs? Dit zijn vragen die ik meeneem in mijn ontwerpproces, maar ook naar mijn dagelijkse onderwijspraktijk. Op maandag 19 februari 2018 zijn we met een select groepje DOE040, democratisch onderwijs Eindhoven gaan bezoeken. De school bestaat nu zo’n 3,5 jaar en telt 82 leerlingen. Dit is een particuliere school die niet bekostigd wordt vanuit de overheid. De kosten bedragen €300 per leerling per maand, ieder volgend kind in het gezin kost €200 per maand. Op deze school zijn leerlingen welkom in de leeftijd van 4 t/m 21 jaar. In Nederland zijn op dit moment 18 democratische scholen. De school kent geen vaste tijden. Leerlingen kunnen in- en uitklokken met hun pasje op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag. Leerlingen komen binnen tussen 08.00-10.00u. De school stopt om 14.30u, maar is open tot 16.00u. Daarnaast zijn ze vier weken per jaar gesloten, twee weken in de zomervakantie en twee weken in de kerstvakantie. Bij binnenkomst in de school hangt een bord waarop aangegeven staat welke samenwerker wanneer aanwezig is en welke lessen/activiteiten er worden georganiseerd. Tijdens zo’n les wordt een onderwerp aangekaart door de docent of door de leerlingen aangedragen. Samenwerkers worden binnengehaald naar behoefte van leerlingen. Samenwerkers zijn allemaal zelfstandig ondernemer. Zij sturen een factuur voor de gewerkte uren en krijgen betaald uit het overgebleven budget. Momenteel is dit zo’n €7.00 per uur. De vier vaste pijlers van DOE040 zijn: veiligheid, visie, financiën en Nederlandse wetgeving. Deze democratische school staat voor een leergemeenschap waarin iedere leerling en/of medewerker kan deelnemen aan besluitvormingsprocessen. Dit doen zij middels zogenoemde wekelijkse ‘schoolkringen’. Hierin worden afspraken gemaakt voor bepaalde ruimtes, vakken, activiteiten en regels. Zo is er bijvoorbeeld een lab, atelier en een werkplaats waar je een brevet voor kunt halen. Als je zo’n (deel)brevet hebt kun je netjes en veilig alleen werken in dat lokaal bijvoorbeeld. Iedere leerling is vrij om te doen wat hij/zij wil leren. Alles komt vanuit de intrinsieke motivatie van leerlingen. Door de school en leerling wordt enkel gekeken of ze aan de kerndoelen kunnen voldoen, middels het leerlingvolgsysteem Vita. Leerlingen, samenwerkers en ouders kunnen hier zaken inzetten zoals bijvoorbeeld een dagverslag, foto of een stuk voor in het portfolio. Voor het basisonderwijs is het digitale programma Exova beschikbaar om te werken aan de kerndoelen. Verder wordt er geen enkele manier van toetsen of rapportage gehanteerd. Er vinden minimaal twee keer per jaar beeldvormingsgesprekken plaats op verzoek van de leerling, de ouders of de samenwerker. Leerlingen die thuis horen op het Voortgezet Onderwijs kunnen deze school afsluiten met een portfolio met doorstroom naar een bedrijf bijvoorbeeld. Voor een diploma op HAVO of VWO niveau moet je staatsexamen afleggen. Dit hebben ze nodig om verder te kunnen studeren op een HBO of Universiteit. In juli wordt dan mondelingexamen afgelegd dat geldt als het schoolexamen. Het voordeel van deze manier van onderwijs is dat je zelf goed gaat nadenken over wat je wilt. Waar wil je naar toe en hoe werk je naar dat doel toe? Niet ieder kind kan dat, maar daarvoor is hulp aanwezig. Er zijn minder ‘’probleemkinderen’’ doordat je als leerkracht altijd open staat en vertrouwen hebt in de leerling. Niet alle 7 jarige hoeven te leren lezen. Waarom kan dat niet als je 5 of 9 jaar bent? Wat mij aanspreekt in deze onderwijsvorm is dat kinderen leren vanuit intrinsieke motivatie en naar behoefte. Hierdoor stimuleert het hen ook om datgene te doen wat ze op dat moment aan het doen/leren zijn. De school heeft een hoog alternatief gehalte. Alle leerlingen zijn sociaal, vrolijk, mondig, open en relaxed. Er wordt weinig gewerkt vanuit boeken, maar de omgeving prikkelt en nodigt leerlingen uit tot activiteit. Zo is er ook een kinderboerderij bij de school, waar de leerlingen leren voor dieren (en zichzelf) te zorgen. Tevens komt toetsen niet voor op deze school. Een kind heeft geen acht jaar nodig om te leren lezen, rekenen en schrijven. Maar een kind moet uitgedaagd worden tot ontwikkeling. Dat neemt niet weg dat ik vind dat er bij alle kinderen een basis gelegd moet worden. Het is een onderwijsvorm waar we in Nederland meer mee moeten doen. Hier kunnen we van leren! Na de kerstvakantie is LA2 Uitdagend Onderwijs Ontwerpen van start gegaan. Tijdens deze eerste lesdag van 2018 hebben we uitleg gekregen over de opdracht van dit leerarrangement: tot Pasen hebben we de tijd om in ontwerpbureaus aan de slag te gaan met een innovatiebehoefte op je werkplek. We gaan een deel van het curriculum herontwerpen. Op basis van een thema/onderwerp worden de ontwerpbureaus de volgende bijeenkomst samengesteld. Door middel van de methode Scrum maken we verschillende deelproducten. Scrum is een flexibele manier om producten te maken, hierover later meer. Vervolgens zijn we aan de slag gegaan met het Curriculaire spinnenweb van Van den Akker (2003). Stap voor stap hebben we het spinnenweb doorlopen en bekeken we waar de innovatiebehoefte ligt van jouw school. Zeer interessant en verhelderend na het lezen van het artikel: A curriculum perspective on plurilingual education (Akker, Fasoglio, Mulder, 2010). De tweede lesdag van 2018 stond in het teken van het formeren van de ontwerpbureaus, scrummen en krachtig ontwerpen op basis van empirie. John Hattie (2008) heeft in zijn boek Visible learning: a systhesis of over 800 meta-analyses in education zichtbaar gemaakt wat de invloed van factoren is op de resultaten van leerlingen. Middels een barometer geeft hij aan hoeveel invloed een bepaalde factor heeft op de resultaten van leerlingen. Voor mij was dit een 'eyeopener'. Zo blijkt bijvoorbeeld uit zijn onderzoek dat zitten blijven een laag effect heeft op het resultaat van de leerling. In deze lijst kwamen verschillende invloeden naar voren waar we in het onderwijs druk mee bezig zijn, of waar we juist een tegengestelde beweging in gang zetten. Bijvoorbeeld: kleinere klassen, woordenschatprogramma's en leerlingen groeperen zijn factoren die invloed hebben op de resultaten van leerlingen, hoeveel? Dat houd ik nog even geheim net als de rest van het lijstje, zodat ik met mijn collega's hierover kan laten nadenken. Toch nieuwsgierig geworden? Neem dan met mij contact op via het contactformulier op deze website. Na deze inzichten was het tijd voor het formeren van de ontwerpbureaus. Hier gingen een aantal stappen en eisen aan vooraf. Zo werden het ontwerpbureaus van vier leden, man/vrouw en minimaal twee sectoren in een team. Na verschillende rondes van oriëntatie op het onderwerp, kregen de groepen dan eindelijk vorm. Ik maak deel uit van ontwerpbureau 'Project Self', samen met Annelieke Thoomes (PO), Dennis Meijer (MBO) en Karin Imandt (VO). Een gevarieerde groep qua onderwijssectoren. Ons onderwerp is: ''Van leerkrachtgestuurd, naar leerlinggestuurd onderwijs''. Een goede kennismaking vonden wij allemaal erg belangrijk, daar we de komende weken een intensieve samenwerking zullen beleven. Wij zijn daarom begonnen met een kort voorstelrondje, om wat meer over elkaar te weten te komen. Vervolgens hebben we met behulp van de kernkwaliteiten van Ofman (1992) onze kwaliteiten, valkuilen, allergieën en uitdagingen besproken. Ook hebben we aangegeven welke kwaliteit je mee wil nemen en welke kwaliteit je nog verder wil ontwikkelen. Aan het einde van dit LA willen we dit nog eens doen, maar dan benoemen van elkaar. Hieronder mijn kernkwaliteiten: Na de kennismaking hebben we ons gestort op de opbouw van scrumsessies en onze Projectcampus. Via deze website/app zullen wij de komende periode onze voortgang delen binnen de Fontys MLI. Daarnaast maken wij gebruik van de website/app Asana om onze scrumsessies (digitaal)vorm te geven. Het is helaas niet mogelijk om dit met ''buitenstaanders'' te delen, maar ik blijf jullie op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
Ontwerpbureau 'Project Self' spat van het enthousiasme en is klaar om aan de slag te gaan! Bij mijn volgende blog zal ik jullie op de hoogte brengen van onze eerste Scrumsessie! Ik heb er zin in! Bronvermelding: Akker, J., Fasoglio, D., & Mulder, H. (2010). A curriculum perspective on plurilingual education. SLO. Hattie, J. (2008). Visible learning: a systhesis of over 800 meta-analyses in education. Leiden: Taylor & Francis Ltd. Het is alweer een tijdje geleden dat jullie iets van mij gehoord hebben. Dit blogbericht schrijf ik naar aanleiding van bijeenkomst 13 en 14. Want ik heb in de tussentijd natuurlijk niet stil gezeten! Allereerst stond er een leerteam bijeenkomst gepland. Binnen ons leerteam hadden we afgesproken om het deze keer anders aan te pakken dan de vorige keer. Voorafgaand aan de bijeenkomst hadden we allemaal een intervisievraag ingestuurd en uiteindelijk hebben we twee intervisievragen besproken, waaronder die van mij: ''Hoe kan ik dit jaar mijn rolontwikkeling als MLI-er op mijn onderwijsinstelling zichtbaar maken, ondanks dat er zeer weinig teambijeenkomsten gepland staan?'' De eerste stap was het invullen van een ''placemat''. Mijn studiegenoten schreven hierop vragen die bij hen opkwamen, n.a.v. mijn vraag, gingen omdenken en bedachten een geruststellend antwoord op mijn vraag. Hieronder is de ''placemat ervaringsreconstructie'' weergegeven: Vervolgens zijn we als leerteam in twee kleinere groepen uiteengegaan, zodat dieper kon worden ingegaan op de ingebrachte intervisievraag. Mijn intervisievraag werd behandeld middels de incidentmethode. Na een korte verheldering van mijn intervisievraag, hadden mijn peers de mogelijkheid om vragen te stellen. Ik merkte dat het lastig was om alleen antwoord te geven op de vraag. Ik wilde er graag nog uitleg bij geven, maar daar was nu niet de mogelijkheid toe. Na de vragenronde gingen mijn peers in gesprek over de adviesronde. Zij bedachten een aantal adviezen waar ik mee aan de slag zou kunnen gaan: - Een mail/nieuwsbrief opstellen naar het team om te informeren over mijn opleiding. - In gesprek gaan met de (nieuwe) interim directeur en vragen naar haar verwachtingen. - Informatie doorspelen naar pleincoördinatoren, zodat dit gedeeld wordt op de pleinen. - Eventueel aansluiten bij MT-overleg, waar nodig. - Draagvlak creëren bij collega's. Voor mij zijn dit waardevolle adviezen die ik allemaal ten harte neem en waar ik de komende periode stappen in ga maken. Tot slot kreeg ik van mijn medestudenten en studiebegeleider geeltjes met daarop de boodschap: ''Ik gun je...''. Het was ontzettend waardevol om deze geeltjes in ontvangst te mogen nemen, het zet je weer even met beide voeten op de grond en geeft je kracht! Tijdens dit proces zijn er onwijs gave ideeën voorbij gekomen en hebben we samen nagedacht over de invulling van het onderwijs. Hierover kan ik heel veel vertellen, maar ik neem jullie graag mee in dit fantastische ontwerp: Aan het einde van deze dag was het tijd voor de kerstviering. Iedereen had een gerecht(je) meegenomen, waardoor er een ontzettend groot MLI-kerstdiner ontstond. Na een hapje en een drankje was het tijd voor de Crazy Christmas Photo Game. We kregen allerlei opdrachten om een foto van/bij/op te maken, die uiteindelijk allemaal gepresenteerd werden op groot scherm in de aula. Met ons leerteam hebben we ontzettend veel lol gemaakt deze avond en was het erg gezellig! Hiermee hebben we LA1 afgesloten en starten we na de kerstvakantie met LA2: Uitdagend onderwijs ontwerpen. Ik heb ontzettend veel zin om met dit thema aan de slag te gaan en ben heel benieuwd welke uitdagingen dit thema gaat brengen. Maar nu eerst... genieten van de Kerstvakantie en het succesvol afronden van mijn visiestuk. De afgelopen weken ben ik hier druk mee aan de slag gegaan en hoop het resultaat hier binnenkort aan jullie te kunnen delen! HAPPY 2018 EVERYONE! Ik kan me zo voorstellen dat je bij het woord ''Glasperlenspiel'' niet direct weet wat er mee bedoeld wordt. Ik kan je gerust stellen, dat had ik ook. Eigenlijk maak je bij een Glasperlenspiel een conceptmap van verschillende concepten die met elkaar te maken hebben en die onderling ook weer een samenhang hebben. ''Concept mapping is een techniek om kennis te representeren in een visueel schema. Een conceptmap bevat begrippen en onderlinge relaties die visueel worden weergegeven en met kleurgebruik worden ondersteund'' (www.leren.nl z.j.). Aan ons de taak om van LA1 - Zin in leren een conceptmap te gaan maken van de aangeboden kennis. We begonnen individueel met het definiëren van de vastgestelde concepten: motivatie, diep leren, toetsing, conceptual change en één leertheorie. Over deze concepten hebben we de afgelopen weken veel literatuur gelezen en colleges gevolgd. Na het definiëren gingen we uiteen in leerteams, in groepjes van 4. Samen met Yucata, Dianne en Suzan vormde wij een groep. Door onze verschillende definities van de concepten naast elkaar te leggen, kwamen we tot één definitie per concept voor in ons Glasperlenspiel. Uiteindelijk hebben we nog vijf andere concepten uit dit leerarrangement gekozen om ons Glasperlenspiel meer ‘body’ te geven. Zo kozen wij voor de volgende concepten (geeltjes): - Motivatie - Diepgaand leren - Oppervlakkig leren - Toetsing - Conceptual change - Constructivisme - Behaviorisme - Breinleren - Mindset - Feedback Nadat we de definities (groentjes) van deze concepten bepaald hadden, was het zaak om de onderlinge relaties (roze) zichtbaar te maken. Hieruit kwamen goede gesprekken binnen ons team. Ieder had haar eigen aandeel en door er samen over te praten kregen we steeds meer duidelijkheid in ons Glasperlenspiel. Dit kwam mede door de feedback die wij kregen van de docenten. Deze beschouwden wij als erg waardevol, zij brachten ons steeds een stukje verder in ons denkproces. Waardoor we uiteindelijk ons doel van de Glasperlenspiel konden bepalen door een vraag te stellen: ''Hoe komt kennisconstructie tot stand?'' Toen we deze vraag helder hadden begon ons Glasperlenspiel echt vorm te krijgen en konden we de onderlinge relaties goed duiden en regelmatig onderbouwen vanuit de literatuur. Als laatste stap moesten we praktijksituaties (blauwtjes) verbinden aan ons Glasperlenspiel. Als groep konden we hier goede voorbeelden bij bedenken die zowel gelden voor het MBO als PO. Ik zal je nieuwsgierigheid niet langer prikkelen, hieronder ons Glasperlenspiel: Ik kijk met een zeer geslaagde blik terug op deze bijeenkomst. Mij heeft dit Glasperlenspiel meer helderheid gebracht over LA1. Ik ben de verbanden en onderlinge relaties van de concepten gaan zien. De samenwerking binnen mijn groep verliep goed, waardoor iedereen een waardevolle toevoeging heeft kunnen geven. Eigenlijk zou zo'n Glasperlenspiel aan het einde van ieder leerarrangement terug moeten komen: een samenvatting van het leerarrangement en het geleerde!
Vorige week hebben jullie mij moeten missen met een nieuw blog, daarom deze week een extra lange! Vandaag stond de bijeenkomst in het teken van motivatie. ‘’Motivatie is een interne staat die gedrag in gang zet, richting geeft, en eventueel in stand houdt (Woolfolk, Hughes & Walkup, 2008)’’. Vervolgens hebben we ook verschillende motivatietheorieën besproken, zoals de piramide van Maslow (1943). Maslow’s theorie was een invloedrijke humanistische verklaring van motivatie. Hij stelde dat mensen een hiërarchie van behoeften hebben, die varieert van behoeften van een lager niveau (zoals overleven en veiligheid), tot behoeften van het hoogste niveau (zelfverwezenlijking). Aan elke lagere niveau moet voldaan zijn om aan het volgende niveau te kunnen voldoen.
Attributietheorie Weiner (1985) – ‘Locus of control’. De attributietheorie is een theorie uit de sociale psychologie die de wijze waarop mensen het gedrag van zichzelf en van anderen verklaren in termen van oorzaak en gevolg, en hoe dit van invloed is op hun motivatie, wil begrijpen. Een mooi waardevol artikel als toevoeging aan deze bijeenkomst, was het artikel van Ryan en Deci: ‘’Intrinsic and extrensic motivations: classic definitions and new directions’’ (2000). Mocht u interesse hebben in dit artikel, laat een reactie achter! Bekijk alvast dit filmpje over motivatie: Daarna werd het bruggetje gemaakt naar toetsing. Hoe weerhouden motivatie en toetsing zich tot elkaar? Dat zit hem meestal in de kwaliteit van de toets. (Prof. Wijnand Wijnen heeft veel betekend m.b.t. dit onderwerp) Een beoordeling bestaat uit 3 fasen:
Toetskwaliteit wordt meestal uitgedrukt in termen van:
Bronvermelding: Maslow (1943). Piramide van Maslow. Ryan, R., & Deci, L. (2000). Intrinsic and extrensic motivations: classic definitions and new directions. Vroom, van. (1964). De verwachtingstheorie van Vroom. Weiner, B. (1981). Theories of Motivation: From Mechanism to Cognition. Markham Publishing Company. |
Over mijzelfLeerkracht basisonderwijs Categorieën
Alles
Archieven
Juli 2019
|