De dag begon met een vlammetje. Er waren drie soorten vlammetjes, waaruit je er een mocht kiezen. Met dat vlammetje gaf je aan hoe het met je energie staat op dit moment:
Het andere deel werd ingevuld met experts. Een expert op het gebied van keramiek en een expert op het gebied van dammen. Met de klas hebben we deze personen vragen gesteld n.a.v. het artikel van Ericsson (2016). Wat maakt iemand een expert en hoe kom je daar? Daaruit hebben we samen een schema gemaakt wat er nodig is om van een beginner een expert te worden: Daarna gingen we verder met diep- en oppervlakkig leren. Diepgaand leren zit vooral in de rol van ‘’Excellente leraar’’. Zoals die voor de MLI is geformuleerd. We kregen de opdracht om deze rol bewust toe te passen in een opdracht naar je team. ‘’Breng de overtuigingen van je collega’s in beeld. Ontwerp een interventie waarmee je de overtuigingen van collega’s ten aanzien van leren in beeld brengt. Neem hierin mee wat je met deze informatie doet en met welk doel je dit doet?’’
Binnen mijn leerteam hadden we het volgende bedacht: 1. Collega’s voorlichten over de doelstellingen (eventueel gebruik makend van kennisclip, presentatie). a. School betrekken in de voorbereiding. b. Vooral het ‘waarom’ benadrukken. 2. Onderzoek afnemen bij het team. a. Collega’s interviewen b. Online enquête over ‘hoe leren werkt’. c. Kahoot of een andere onlinetool. 3. Gegevens verzamelen. 4. Uitkomsten delen met het team. Over de precieze uitwerkingen gaan we nog brainstormen. Maar door het uitvoeren van deze interventie, stap ik de rol van MLI-er in en werk ik aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Wordt vervolgd! De resterende tijd zijn we aan de slag gegaan met het visiestuk. Hier heb ik ook voor het eerst feedback op gekregen van medestudenten. Ik heb alleen nog maar meer zin om hier verder mee aan de slag te gaan! Ericsson, K. A., (2016). Expertise and individual differences: the search for the structure and acquisition of experts' superior performance. Wiley Periodicals, 8, 1-6.
1 Comment
Deze laatste bijeenkomst voor de herfstvakantie stond in het teken van de vier leertheorieën: behaviorisme, cognitivisme, sociaal-constructivisme en connectivisme. In dit blogbericht neem ik jullie mee langs de verschillende leertheorieën en geef ik hierin ook mijn positie aan.Bij het behaviorisme passen mensen hun gedrag aan, aan de omgeving. Ze reageren op de omstandigheden. Dit wordt onderverdeeld in: - Klassiek conditioneren (Pavlov): het koppelen van een neutrale stimulans aan een bepaalde respons. - Operant conditioneren (Skinner): nieuw gedrag kan worden aangeleerd door belonen en straffen. Bij het cognitivisme gaat het vooral om het verwerven en verwerken van informatie en kennis. Dit leidt tot processen van leren (Newel & Simon): - Declaratieve kennis: ik weet dat het zo is. - Procedurele kennis: ik kan deze kennis gebruiken en toepassen. Het sociaal-constructivisme gaat er van uit dat ieder mens zijn eigen unieke kennis construeert. De focus ligt minder op kennisoverdracht en meer op zelf actief verwerven van kennis (Piaget, Bartlett, Brune, Dewey). De student heeft als wens om dingen uit te zoeken en de docent is meer begeleider. Het connectivisme is een nieuwe stroming (Siemens). Hierbij staat het proces van netwerkvorming en connectie centraal. De student leert waar hij de benodigde informatie kan vinden en toegang heeft tot deze informatie. Je hoeft niet alles te weten. Wanneer ik kijk naar deze (korte) omschrijvingen van de verschillende leertheorieën, dan is het naar mijn mening uitgesloten om les te geven volgens één leertheorie. In je lessen maak je gebruik van verschillende aspecten, die niet altijd bij dezelfde leertheorie passen. Maar als ik dan toch een keuze moet maken, zou ik mezelf bij de cognitivisten scharen. Tijdens de bijeenkomst moesten we ook deze keuze maken. Ik kan deze verklaren aan de hand van mijn persoonlijke doelgerichtheid. Ik stel mijn doelen bij waar nodig, maar wanneer het me niet lukt vind ik het lastig om daar mee om te gaan. In mijn rol als leerkracht zorg ik ervoor dat informatie op verschillende manieren wordt aangeboden, zoals ook één van de kenmerken luidt bij het cognitivisme. In onderstaand schema zijn alle leertheorieën nog eens gepositioneerd door middel van het didactisch model van Van Gelder: Als voorbereiding op deze bijeenkomst hadden we allemaal een les voorbereid uit je eigen beroepspraktijk a.d.h.v. bovenstaand model. Hiervoor hoefde je nog geen duidelijke leertheorie te kiezen, maar moesten we ons al wel verdiepen in de verschillende leertheorieën. Tijdens de bijeenkomst gingen we de les analyseren op bovengenoemde kenmerken, passend bij welke leertheorie. Hieruit bleek dat ‘’mijn taalles'' bijna volledig onder het cognitivisme te scharen viel. Enkel bij de leeractiviteiten en de didactische werkvormen in mijn les, was een klein stukje terug te vinden van het sociaal-constructivisme. MLI zou MLI niet zijn als we hier niets innovatiefs van hoefde te maken. Met een groepje van vier medestudenten kregen we de opdracht om één van onze lessen om te bouwen, zodat hij volledig te scharen valt onder één leertheorie. Samen kozen we voor een geschiedenisles uit het basisonderwijs, groep 5 met als thema ''Jagers en Boeren''. We kregen de uitdaging om deze les volledig in te richten volgens het connectivisme. Iets waarop het basisonderwijs (nog) helemaal niet gericht is. Na veel wikken en wegen en de theorie als naslagwerk, kwamen we tot de volgende les: Een les die ik zo zou (kunnen) geven in de klas. En dat terwijl ik in het basisonderwijs de minste affiniteit heb met het connectivisme.
Ik kijk met een geslaagde blik terug op deze les over de leertheorieën. Door vooraf zelf op ontdekking uit te gaan over de verschillende leertheorieën kom je al veel te weten. Wanneer je dit vervolgens met elkaar deelt, kom je tot nog meer inzichten. En wanneer je er zelf mee aan de slag gaat, zoals het (her)ontwerpen van een les, krijg je het totaalplaatje! In de avond vond de formatieve beoordeling van de kennisclips plaats. Hierbij hebben Lieke, Daan en ik vol trots onze kennisclip gepresenteerd over ''Gepersonaliseerd leren'', zoals die te zien was in mijn vorige blogbericht. Door medestudenten en docenten werd er met veel lof over gesproken. Termen als ''inspirerend, creatief, boeiend, een trigger, zet aan tot denken, praktijk gerelateerd en een mooie slogan'', werden genoemd. Met dit als eindresultaat voor onze kennisclip ben ik zeer tevreden over mijn eerste ''product'' voor de MLI! De eerste weken van de MLI zitten er op, dat betekent ook een eerste deadline: de kennisclip. Voor deze kennisclip heb ik, zoals ik al eerder vermelde, samengewerkt met Daan Jansen en Lieke Mensink. Door middel van deze kennisclip willen wij collega's in het werkveld informeren en inspireren over gepersonaliseerd leren. Wij zijn trots op ons eindresultaat! Ben jij ook geïnspireerd geraakt? Schroom je niet om contact met (een van) ons op te nemen en de dialoog aan te gaan met je collega's!
Een nieuwe week, een nieuw aanbod. Dit keer ging het over het brein. Breinleren, neurowetenschap en neuromythen, een ontzettend interessant onderwerp. We hadden ons voor moeten bereiden op deze bijeenkomst door het lezen van artikelen over het brein en het bekijken van een zeer interessante presentatie van Paul Howard Jones. De opdracht was om deze opgedane kennis om te zetten naar je beroepspraktijk. Wat betekent dit nu voor jou? Ik vond het moeilijk om dit in directe relatie te brengen binnen het primair onderwijs. Maar na het zien van de volgende inspirerende clip veranderde mijn beeld over het brein volledig! Steven Scheer (2014) zegt hier dat je moet voldoen aan 6 principes wanneer je iets nieuws wil leren aan je leerlingen:
Tijdens de clip maakte ik de volgende aantekeningen om het voor mezelf samen te kunnen vatten: Als ik hier op terug kijk, dan zie ik eigenlijk heel veel herkenbare principes die ik toe pas bij mijn leerlingen wanneer ik ze iets nieuws aanleer. Echter gebeurt dit onbewust. Het is dus belangrijk om hier doelbewust mee om te gaan op een breinvriendelijke manier.
Verder zijn we deze bijeenkomst op onderzoek uit gegaan naar verschillende neuropsychologen of onderwijspsychologen die veel kennis hebben over, of onderzoek hebben gedaan naar het brein. Zoals Jelle Jolles, Margriet Sitskoorn, Paul Kirschner en Braindevelopmentlab Leiden. Als ik terugkijk op het eerste blok van LA1 t.a.v. mijn persoonlijke ontwikkeling, dan zie ik dat ik met een kritischere blik naar het onderwijs ben gaan kijken. Is dat wel zo, wat er gezegd wordt? Of waarom doen we dat (zo)? Ik zou nu minder snel dingen aannemen die geschreven of gezegd worden, maar er zelf eerst met een kritische blik naar kijken. In mijn rol als docent merk ik dat ik veel bewuster om ga met inzichten die ik hier de afgelopen weken verkregen heb. Dit is vooral gekomen door het lezen van veel (wetenschappelijke, engelse) artikelen. Als ik kijk naar mijn rol als MLI-er binnen mijn organisatie denk ik dat ik hierin met kleine stapjes die ik zet, een mooie ontwikkeling door maak. Dit is nu nog maar zo klein, maar dat zal in de komende periode alleen nog groter worden. Ik kan alleen maar zeggen dat ik nog veel enthousiaster ben geworden over de MLI dan dat ik al was! |
Over mijzelfLeerkracht basisonderwijs Categorieën
Alles
Archieven
Juli 2019
|